Au, mijn kind heeft pijn!
Het leven van een kind is gelukkig meestal fijn. En moeilijke momenten zijn er natuurlijk in ieders leven. Maar soms komt een kind in een fase of situatie waarin pijn de overhand krijgt. Wat dan te doen?
Wat vertelt pijn ons?
Pijn hoort bij het leven, bij groei. Naarmate je steviger groot groeit, kun je die pijn steeds beter verdragen. Niemand verdient pijn. Maar als je toch pijn krijgt, zul je die zelf moeten dragen en verdragen. Dat kan een ander nooit van jou over nemen. Kinderen zijn in staat om of die pijn aan te gaan of (wanneer ze daar nog niet toe in staat zijn) zichzelf daartegen te beschermen. Hoe meer steun zij daarbij krijgen, hoe fijner hun leven zal zijn!
Pijn kan op twee momenten in het leven van een kind verschijnen:
- Wanneer zich een groeimogelijkheid aandient richting een ‘steviger zelf’;
- Wanneer de groei tot een ‘steviger zelf’ belemmerd wordt.
In het eerste geval wil je jouw kind leren om de pijn te dragen en te verdragen (en er niet van te vluchten of er tegen te vechten) omdat er een hoger doel is (groeien naar een steviger zelf).
In het tweede geval wil je jouw kind leren zichzelf zo snel mogelijk te bevrijden van die pijn en hoe het zich (in het vervolg) beter kan afschermen tegen die pijn.
Hoe groeit een kind op?
Een kind groeit langzaam maar zeker op tot een stevig zichzelf. Dat gaat grotendeels vanzelf.
Elk kind heeft zeven belangrijke groei-doelen:
- Vertrouwen hebben;
- Fysieke kracht gebruiken;
- Emoties voelen;
- Gedachten richten/duiden;
- Passie volgen;
- Richting weten;
- Rol vinden.
Een kind heeft bij het opgroeien bekrachtiging en bescherming nodig. Want elk leven gaat nu eenmaal ook gepaard met schrik of pijn. En daar heeft een kind hulp bij nodig van een liefdevolle en betrouwbare volwassene.
De allereerste levensbehoeften bij schrik en pijn zijn:
- Bescherming tegen fysieke bedreiging;
- Ervaring/kennis dat het nare gevoel overgaat;
- Steun bij het dragen en verdragen van het nare gevoel.
Een kind wil daarom gerustgesteld en getroost worden, zodat het vertrouwen kan krijgen èn gezond wantrouwen ontwikkelt (1).
Want een kind wordt weliswaar geboren met een fysiek lichaam, maar weet dan nog niet hoe daarvan de kracht te gebruiken (2). Het wordt geboren met een emotioneel systeem, maar weet nog niet wat het met die gevoelens aan moet (3). En het wordt geboren met een brein, maar kan gedachten nog niet bewust richten teneinde duiding te geven aan zichzelf en de wereld (4). Daartoe heeft een kind een ouder(figuur) nodig, die een voorbeeld kan zijn en het kind waar nodig bekrachtigt en beschermt.
Wanneer een kind vrij en blij kan opgroeien, zal het vanuit zijn of haar unieke blauwdruk vanzelf zijn of haar passie volgen (5). Een vrij en blij kind zal ook – met behulp van alle in het onderbewustzijn opgeslagen informatie – vanzelf weten welke richting het uit wil gaan (6) en dit kind zal tevens vanuit de plek waar het wordt geboren vanzelf gaan uitvinden welke rol het in het leven te vervullen heeft (7).
Wanneer is pijn helpend?
Pijn die helpend is, heeft een positieve invloed op de genoemde zeven groei-doelen (zie hiervoor).
Pijn die niet helpend is, heeft een saboterende invloed op die groei-doelen.
Voorbeelden van saboterende pijn zijn beklemmende gedachten zoals:
Ik voldoe niet, ik kan het niet, ik ben niet goed genoeg, ik deug niet, ik word niet gehoord, ik verdien geen geluk, het gaat nooit meer veranderen, niemand ziet mij, ik ben niet lief genoeg. AU, AU, AU! Niet helpend!
Hoe kun je een kind helpen, wanneer het pijn heeft?
Van fysieke pijn weet jij dat inmiddels al: als een kind zich heeft bezeerd, kan jij die pijn niet wegnemen. Dat zelfde geldt voor pijnlijke gevoelens en pijnlijke gedachten. Die zijn van jouw kind en kunnen niet door jou worden overgenomen. Dat is ook niet jouw taak. Bovendien werkt het vaak averechts als jij de gevoelens en gedachten van jouw kind wil veranderen (want dan kunnen er door jouw goedbedoelde toedoen juist zomaar meer pijnlijke gedachten en gevoelens ontstaan).
Wat is dan wel jouw rol? Hoe kun jij dan wel jouw kind helpen?
- Door te allen tijde stand-by te staan. Door naast jouw kind te blijven staan. Door het – met jouw warme aanwezigheid – gerust te stellen (“het gaat heus beter worden”) en te troosten (“je bent niet alleen”). Daarmee leert jouw kind dat het op het leven kan vertrouwen. Het leert zijn of haar eigen gevoel te vertrouwen en daarmee ook wanneer het iets moet wantrouwen. Jouw kind leert dan dus zelfvertrouwen.
- Een kind heeft zelfbeheersing nodig om optimaal zijn of haar eigen fysieke kracht te gebruiken. Je kunt dus als ouder beheersing bieden: leef voor hoe jij zelfbeheerst jouw fysieke kracht gebruikt en leer een kind dit met geduld zelf te gaan beoefenen.
- Een kind heeft moed nodig om zijn of haar emoties te durven voelen. Je kunt dus als ouder moed geven: leef voor hoe jij moedig jouw emoties voelt en bemoedig jouw kind dit ook te doen.
- Een kind heeft begrenzing en kaders nodig om zijn of haar gedachten te leren richten. Je kunt dus als ouder begrenzing en kaders bieden: leef voor hoe jij jouw gedachten en meningen begrenst (= niet opdringt aan jouw kind en aan anderen), wees duidelijk over jouw eigen kaders en begrens waar nodig de wereld van jouw kind, zodat het een eigen mening kan gaan vormen.
- Een kind leert zijn of haar passie volgen als het daartoe de ruimte krijgt. Je kunt dus als ouder ruimte bieden: leef voor hoe jij ook jouw eigen passie de ruimte biedt en zorg ervoor dat jouw kind niet belemmerd wordt in het zichzelf uiten vanuit vreugde.
- Een kind leert zijn of haar richting kennen als het daarin wordt geloofd. Je kunt dus als ouder geloof hebben, dat jouw kind zelf weet waar het heen wil. Leef voor hoe jij in jouw eigen innerlijke kompas gelooft en zorg ervoor dat jouw kind niet belemmerd wordt in het volgen van zijn of haar eigen kompas.
- Een kind leert zijn of haar rol vinden als het wordt gewaardeerd. Je kunt dus als ouder waardering hebben, voor dat wat jouw kind al vanzelf is. Leef voor hoe jij jezelf en jouw eigen rol in het leven waardeert en zorg ervoor dat jouw kind niet belemmerd wordt in het vinden van zijn of haar eigen unieke rol.