Amsterdam, Watergraafsmeer KVK 75496976
info@kinderpraktijkaanzet.nl

Hoe prikkelbaar ben jij eigenlijk? En hoe toxic is eigenlijk jouw omgeving?

(online) workshops & trainingen voor ouders & professionals

Hoe prikkelbaar ben jij eigenlijk? En hoe toxic is eigenlijk jouw omgeving?

Wij mensen zijn van nature prikkelbaar. Reageren op prikkels is niets anders dan reageren op invloeden van de omgeving. Alle levende organismen reageren op prikkels. Eencellige organismen kunnen bijvoorbeeld reageren op licht, terwijl grotere organismen zoals dieren weer reageren op geluid en via receptoren op de huid. Bij de meeste dieren worden de prikkels via de zenuwbanen als een elektrische puls naar de hersenen gebracht. Zo ook bij de mens. Een mens kan na binnenkomst van de informatie bij de hersenen reageren op een prikkel. Die prikkels nemen wij waar met onze zintuigen.

Waarnemen via zintuigen, dat doen wij allemaal. Maar in hoeverre wij voor de ene of andere prikkel gevoelig zijn, daarin verschillen wij onderling. Met de zintuigen nemen wij als mens de realiteit waar. Die door ons waargenomen realiteit is daarmee per definitie subjectief. Wij verbinden, met andere woorden, kwaliteiten aan dat wat wij waarnemen. Door middel van onze zintuiglijke waarneming worden wij gewaar of we ergens wel of geen zin in hebben. Dat levert ons zinvolle ervaringen op, die door ons als prettig of onprettig worden beleefd. Met onprettig bedoel ik hier dat wij met onze zintuigen iets gewaar worden wat door ons systeem als ‘niet passend’ wordt aangemerkt. Iets wat ons systeem op dat moment niet kan verwerken, waar wij niet voor open staan. Ons systeem beschouwt dit als onverteerbaar. Denk aan een rotte tomaat. Daar willen de meesten van ons niet even lekker de tanden inzetten. Maar wat voor de een onverteerbaar is, kan voor de ander volstrekt neutraal zijn. Of zelfs iets waar diegene juist zin in heeft.

De prikkels en de manier waarop onze zintuigen daarop reageren, houden ons verbonden met het hier en nu, met de zintuiglijk waar te nemen werkelijkheid. Het geeft ons realiteitszin. Zintuigen zijn voor ons ook functioneel om ons te kunnen verbinden aan anderen door het waarnemen va een gemeenschappelijke realiteit. Wij gaan afstemmen met onze omgeving: wat zie, hoor, proef, ruik of voel jij? Wat neem jij waar? Is dat hetzelfde voor mij? Zo kan een gemeenschappelijke realiteit worden afgesproken. Als niet alleen wijzelf maar ook anderen een appel zien, ruiken, horen, proeven en voelen bijvoorbeeld, dan delen wij op die wijze in de realiteit met anderen. Zo kunnen wij met anderen ervaringen uitwisselen. En wij kunnen zo een poging doen om de betekenis van die ervaringen te delen. De kwaliteit van die realiteit zullen wij immers ieder op onze eigen manier innerlijk ervaren.

Wij ruiken, horen, zien, proeven en voelen de buitenwereld. En wij hebben ook zintuigen waarmee wij onze binnenwereld waarnemen, zoals de zintuigen waarmee wij pijn waarnemen, evenwicht, de stand van gewrichten en innerlijke beweging en temperatuur. Wij leren de betekenis van onze eigen realiteit te respecteren, door onszelf eerst alle ruimte te gunnen om onszelf en onze omgeving zintuiglijk waar te nemen.

Zo gaan wij langzamerhand ook steeds beter bewust waarnemen als er iets afwijkt, als er ergens een luchtje aanhangt. De groeiende hoeveelheid bewuste waarnemingen biedt ons een groeiend besef van hoe onze realiteit is en hoe wij die waarderen. Door dit besef zal bovendien, zo is logischerwijs te concluderen, zich ook het besef gaan vormen dat die realiteit voor iedereen anders is.

Wij zijn in staat om onze eigen realiteit te waarderen, te kwalificeren,  door ons bewust te worden van prettig of onprettig. En of iets voor ons in de buitenwereld wel of niet prettig is, of het wel of niet verteerbaar is, is afhankelijk van onze persoonlijke voorkeuren en gevoeligheden. Iets is onverteerbaar wanneer het op dat moment door ons systeem (even) niet verwerkt kan worden.

Als wij iets waarnemen in de buitenwereld wat in lijn ligt met onze persoonlijke voorkeuren en gevoeligheden, zal er automatisch een associatie zijn met “VRIENDELIJK”. Alle energie zal zich dan bewegen naar het in vertrouwen binnenlaten van dat ‘iets in die buitenwereld’. Het voelt dan vertrouwd. Dat is functioneel. Het vertrouwd voelen helpt ons te verbinden met anderen.

Als wij iets waarnemen in de buitenwereld dat niet verdraagt met onze persoonlijke voorkeuren en gevoeligheden, en daarom onverteerbaar is, zal er automatisch een associatie zijn met “GIFTIG!”. Ons systeem zal zich dan bewegen naar het met walging afkeren van dat ‘iets in die buitenwereld’. Walging of afkeer voelen is daarom nuttig. Net als bedorven voedsel in het lichaam wordt herkend als onverteerbaar en daarom zo snel mogelijk door het lichaam zal worden uitgespuwd, helpt afkeer om iets wat zich (nu nog) niet verdraagt met onze persoonlijke voorkeuren en gevoeligheden, weg te houden. Buiten de deur.

Wie wel eens voedselvergiftiging heeft meegemaakt, weet hoe onprettig het kan voelen, als ons lichaam zich wil ontdoen van het giftige voedsel. Vooral het onprettig gevoel in mijn lijf vóórdat de ‘derrie’ het lichaam verlaat, herinner ik me persoonlijk als bijzonder naar. Maar enige mate van misselijkheid hoort bij het leven. Dat op zichzelf levert nog geen ondraaglijk lijden op.

Wij gaan pas lijden, als wij die natuurlijke bewegingen blokkeren. Als wij onze persoonlijke voorkeuren en gevoeligheden negeren of gedwongen worden te negeren. Als wij de beweging die ons eigen systeem automatisch wil maken richting vriendelijk en weg van giftig niet (mogen) respecteren.

Wij gaan pas lijden als wij ZELF uit alle macht onderdrukken dat wij eigenlijk iets als onverteerbaar of juist als vertrouwd beschouwen. Dat wij het giftige, puur op wilskracht, zo lang mogelijk binnen houden, of juist dat wat vertrouwd is zo lang mogelijk buiten. Of wanneer wij (het gevoel hebben dat wij) die macht zelf niet (meer) bezitten. Dat anderen daarover gaan.

Daarom is het zo belangrijk dat wij EERST respect hebben voor ons eigen systeem. Als onze zintuigen ons toeroepen dat iets giftig is, dat wij dat dan respecteren. Niet negeren of blokkeren. Meestal betekent dat zo snel mogelijk uit de giftige situatie weg bewegen. En, wanneer er onverhoopt  al iets giftigs is binnengekomen, ons innerlijk systeem optimaal de gelegenheid geven om zichzelf te zuiveren.

Slechts weinigen zullen hun kostbare tijd verspillen aan boos worden op een bedorven tomaat. Of eerst gaan proberen om die tomaat ‘schoon’ te krijgen. In zo’n geval heeft het ook weinig zin om boos te worden op onszelf dat de bedorven tomaat in ons systeem is weten binnen te dringen. Wanneer wij met iets wat overduidelijk bedorven is, worden geconfronteerd, geven wij in de regel het liefst eerst en bovenal aandacht aan onszelf. Wij scannen automatisch: wat heb ik nu innerlijk nodig? Vaak willen wij dan éérst en zo snel mogelijk herstellen van de in ons systeem binnengedrongen ‘bedorven’ prikkels. Daarvoor is het nodig dat wij dan onszelf even die ruimte geven. Ons weg bewegen van nóg meer bedorven prikkels. Even tot rust en herstel komen en ons systeem (zich laten) reinigen.

Daarna kunnen wij ons natuurlijk ook gaan bedenken hoe wij kunnen voorkomen om nogmaals in dezelfde situatie te gaan komen. Hoe wij onszelf zo kunnen prepareren, dat wij die bedorven tomaat minder makkelijk zullen ontmoeten (maar dat is vaak een heilloos pad) of hoe wij onszelf kunnen wapenen zodat wij beter tegen de gevolgen van het ‘innemen’ van het bederf beschermd zijn. Hoe wij er optimaal voor zorgen dat wij ons systeem schoon weten te houden of te krijgen en wat wij daarvoor nodig hebben van anderen.  

Voorbeelden van bedorven tomaten zijn er in onze samenleving in overvloed. Het zijn simpelweg prikkels, die onze zintuigen in werking zetten. Prikkels die, voor ieder individu verschillend, een onprettige geur, smaak of sfeer, of een onprettig beeld, geluid of fysieke gewaarwording opleveren. Afhankelijk van de setting en iemands persoonlijke voorkeuren en gevoeligheden, kan in de ene situatie een hand op een bil als enorm prettig worden ervaren en in de andere situatie juist extreem giftig. Het heeft daarom in dat geval vaak weinig zin om te kijken naar wat er feitelijk is gebeurd of kan gaan gebeuren. Als het gaat om giftige prikkels is het vooral belangrijk dat wij respect hebben en weten te houden voor onze eigen realiteit. En als iedereen dat weet te doen, dan volgt daaruit automatisch ook respect voor de realiteit van anderen.

Wanneer wij dit weten, zou dan een andere focus niet meer gewenst zijn? Zouden wij onze aandacht niet beter verleggen naar respect voor onszelf? Stel nu, en daar lijkt het wel op, dat giftige prikkels niet te voorkomen zijn. Zouden wij dan niet beter onze aandacht kunnen richten op het sneller en zuiverder waarnemen van bederf? Zodat wij steeds beter in staat gaan worden om op te komen voor onszelf en voor anderen die de mogelijkheid nog niet hebben (zoals kinderen), op het moment waarop wij dat het hardste nodig hebben. Unheimisch gevoel? Jouw waarneming respecteren! Niet (innerlijk) over discussiëren maar wegwezen. Onprettig aanraking? Jouw waarneming respecteren! Niet (innerlijk) over bakkeleien maar je ongenoegen uiten. Onware beweringen? Jouw waarneming respecteren! Niet aannemen om tot je te nemen, maar zo snel mogelijk teruggeven.

Giftige prikkels zullen er blijven. Natuurlijk is het zinnig om met elkaar te bespreken wat daarin een ondergrens is. Maar niet op het moment zelf. Op dat moment zal je eerst jezelf ruimte willen geven en je zo snel mogelijk ontdoen van dat wat voor jou zo giftig is. Daarvoor is het nodig dat jezelf kent. Dat jij je bewust bent van wat jouw realiteit is. En dat jezelf toestemming geeft die realiteit op jouw eigen wijze te ervaren. Wat mij betreft mag dát de norm worden.